Lev Tolstoj als pionier van kindvriendelijk onderwijsDolph Kohnstamm Ter verontschuldiging moet gezegd dat ook voor de Nederlandse pedagogen uit de vorige eeuw Tolstojs rol in het Russisch lager onderwijs grotendeels verborgen is gebleven. Zijn pedagogisch werk was wel in diens in het Duits en Engels vertaalde verzamelde werken opgenomen maar Nederlandse pedagogen verwachtten niet daarin iets uit hun vakgebied te vinden. En toen er in 1906 in het Nederlands iets over verscheen vond men dat waarschijnlijk te excentriek om er serieus aandacht aan te schenken. Dat was in de biografie van Tolstoj geschreven door zijn vriend en uitgever Pavel Birjoekov, in de vertaling van Emma B. van Wijk. In hoofdstuk 15 van dat boek, De praktijk in de scholen te Jasnaja Poljana, staat een reeks uit Tolstojs eigen artikelen 4 geselecteerde passages waarmee Birjoekov een algemene indruk wilde geven: Wanneer wij de volgende kleine schetsjes te zamen voegen dan verrijst de reusachtige, geniale figuur van dezen paedagoog in al zijn grootheid voor ons geestesoog” (…) “eenige tafereeltjes uit het schoolleven, waaraan hij zich zoo met hart en ziel heeft gewijd, niet als een pedante schoolmeester, die onderwerping verlangt, maar als een groot kind, zich geheel gevende, meevoelende met zijne schoolkameraden, die hij tevens laat delen in zijne rijke geestesgaven. 5 Het is een algemeen verbreid misverstand dat er in Tolstojs klassen “geen regels waren voor gedrag” en dat “alles was toegestaan” zoals Karel van het Reve schreef. Er was een klassenindeling naar niveau. Keet trappen tijdens de lessen mocht niet. Iets pikken van een ander ook niet. En als je over wangedrag door Tolstoj ondervraagd werd mocht je niet liegen of er omheen draaien. Tolstojs oud–leerling Vasili Morozov heeft dat goed beschreven 8. Wel waren de leerlingen vrij te komen of weg te blijven, en mochten ze buiten de klassikale lessen zelf bepalen waaraan ze wilden werken. Tolstoj hielp naast de school op zijn eigen landgoed nog eens 13 andere lagere scholen oprichten in omringende dorpen. Als onderwijzers trok hij daarvoor studenten uit Petersburg aan die daar om hun progressieve ideeën waren weggestuurd; maar noodgedwongen ook wel onderwijzers van het traditionele soort. Die hadden dan de grootste moeite zich aan te passen aan Tolstojs gedragsregels, zoals dat zij de kinderen niet mochten slaan. De ouders van die kinderen vonden dat trouwens maar een rare regel. Welke biografen van Tolstoj hebben zich behalve Birjoekov nog meer in Tolstojs schoolpraktijk en pedagogische ideeën verdiept? Ten eerste Aylmer Maude, ook met Tolstoj bevriend geraakt, en – later ook samen met zijn vrouw – vertaler van veel van zijn werken. In Maude’s The life of Tolstoy, Vol. 1, (1908/1930) is hoofdstuk 8 gewijd aan ‘The School’ en in hoofdstuk 10, ‘Nearing the crisis’ bespreekt Maude Tolstojs tweede onderwijsperiode, na diens voltooiing van Oorlog en Vrede en voorafgaand, deels samenvallend, met het begin van het schrijven van Anna Karenina. De tweede grote biografie die ik geraadpleegd heb is die van Ernest J.Simmons, Leo Tolstoy uit 1946. 9 Ook in dat mooie boek is hoofdstuk 8 geheel gewijd aan de school en wordt in daarop volgende hoofdstukken verslag gedaan van zijn tweede onderwijsperiode, waarin ook zijn Azboeka’s verschenen. Als Simmons in het begin van hoofdstuk 8 Tolstojs tijdschrift Jasnaja Poljana noemt voegt hij daar deze noot aan toe: Twelve numbers of this monthly magazine (the issues were often late) appeared between February 1862 and March 1863. Tolstoy’s contributions consist of twelve extensive articles and a series of notes. All this material, including variants op published articles, fragments of hitherto unpublished ones, and the “Diary of the Yasno–Polyana School”, has been brought together for the first time in Vol. VIII of the Jubilee Edition [van het verzameld werk in 90 banden, USSR 1936, DK] This volume is an impressive monument to Tolstoy’s total accomplishment in the whole field of educational theory and practice. Terzijde: Simmons’ biografie is de enige van de grote biografieën die ik ken waarin uitvoerig geciteerd wordt uit de herinneringen van Tolstojs oud-leerling Vasili Morozov (zie noot 7). Toen Biroekoff zijn boek schreef was het boekje van Vasili Morozov nog niet verschenen. Maude, Wilson en Bartlett, hadden het kunnen kennen maar deden dat klaarblijkelijk niet, want verwezen er nergens naar en gebruikten er ook geen informatie uit. Alleen van de laatste, Bartlett, weet ik dat absoluut zeker, omdat zij me dat zelf vertelde. De biografie van A.N.Wilson, Tolstoy, (New York, 1988) bevat maar heel weinig informatie over Tolstojs pedagogisch werk. Het is duidelijk dat hem dat niet interesseerde. It seems to have been a short–lived experiment, about which there is next to no documentation, but it is one of the first signs of Tolstoy’s awakening social conscience. Over the course of the next two decades popular education would become a cause very close to his heart. De latere twee onderwijsperioden kunnen gevoeglijk de eerste en de tweede genoemd worden, omdat deze allereerste start op niets uitliep. Tien jaar later – na zijn wilde jaren in het leger, aan speeltafels, in bed en bos vrijend met zigeunerinnen en lijfeigen boerenmeisjes – na beroemd geworden te zijn door zijn vele gepubliceerde verhalen, begon hij opnieuw een school. Bartlett over de betekenis hiervan voor Tolstoj zelf: Tolstoy’s main mission as an educator was to introduce freedom into the learning experience, so pupils were allowed to come and go as they pleased, and there was no corporal punishment. There was a solid curriculum of twelve subjects, but Tolstoy placed great importance on the need for flexibility, to suit the needs of his pupils rather than those of the teacher. This was highly innovative. It was the Yasnaya Polyana school which gave Tolstoy an inkling of what he felt might be his true calling, as it was only when he undertook practical measures to redeem Russia’s enormous debt towards its benighted peasantry that the voice of his conscience was stilled. Tijdens deze eerste schoolperiode maakte Tolstoj zijn lange reis naar West–Europa om daar de gangbare onderwijsmethoden te bestuderen. Over het algemeen was hij geschokt over wat hij daarbij tegenkwam. Het autoritaire drilonderwijs, de lijfstraffen, de saaie leermiddelen, het lijdzaam ondergaan van dat alles door de geknechte leerlingen. Maar ook werd hij er geïnspireerd. Het ware onderwijs zag hij in de Franse steden plaatsvinden op straat, in de cafe’s en in de kranten. Net zoals hij van mening was dat zijn eigen leerlingen – zo van tussen de 8 en 15 jaar – naar school kwamen met een schat aan kennis omtrent het dagelijks leven op de akkers, in de hutten, dorpen, werkplaatsen, veestallen en natuur. Dáár vond hij dat het schoolse onderwijs op zou moeten aansluiten. In Duitsland ging hij de beroemde schrijver Berthold Auerbach opzoeken. In diens volksverhalen zag hij een prachtig middel voor het taalonderwijs aan de Russische kinderen van het platte land. Tegen de Amerikaanse consul in Moskou, de geleerde Eugene Schuyler, de eerste Amerikaanse vertaler van werken van Toergenjev (Vaders en zonen) en Tolstoj, die in 1868 een week op Jasnaja Poljana kwam logeren, en die uit Tolstojs boekenkast Auerbachs roman Neues Leben (1852) pakte, zei hij, dat hij het moest gaan lezen, omdat dát boek hem indertijd op het idee had gebracht zijn school te beginnen. In zijn dagboek uit die dagen, nog volop bezig met Oorlog en Vrede, noteerde hij een idee voor een “Eerste leesboek en Azboeka voor gezinnen en scholen, met instructies voor onderwijzers, door Graaf L.N. Tolstoj”. Bartlett: Tolstoy’s conversations with Schuyler in 1868 had resuscitated his interest in popular education, and when he came to start the practical work of compiling his ABC in the autumn of 1871, he consulted a wide variety of textbooks and theoretical works by foreign educationalists such as Pestalozzi, as well as several American primers that Schuyler had produced for him. Uitvoerig behandelt Bartlett Tolstojs tweede onderwijsperiode, na de voltooiing van Oorlog en Vrede. Januari 1872 opende hij een tweede school aan huis, voor 35 kinderen. Sonja Tolstaja kwam hem daarbij – zoals bij alles – helpen, en ook liet hij zijn oudste kinderen helpen bij het aanvangsleesonderwijs. Dit keer was de school vooral bedoeld om het in 1872 gereed gekomen Azboeka uit te testen. Bartlett: Tolstoj wilde bij zijn jonge lezers de liefde aanwakkeren voor Rusland – haar landschappen, geschiedenis, leefgewoonten en, uiteraard, haar taal. Een van de dingen waar hij het meest plezier in kreeg was naar de grote weg te lopen dichtbij Jasnaja Poljana om daar spreekwoorden en gezegden te verzamelen uit de monden van de vele pelgrims die daar langs liepen op weg naar het grote Holenklooster van Kiev. Gezegden zoals ‘Een kraai kan geen valk zijn’ stelde hem in staat om kinderen de eigenaardigheden van de uitspraak van het Russisch op eenvoudige en voor hen aantrekkelijke wijze duidelijk te maken. Ook wilde hij bij kinderen de deugden van waarheid, eerlijkheid en ijver stimuleren, en verwierp daarvoor de vele buitenlandse voorbeelden, die hem abstract en levensvreemd voorkwamen. Hij koos daarvoor uit de 600 fabels en volksvertellingen die hij verzameld had – vooral van Aesopus, maar ook van Grimm, La Fontaine en anderen – en herschreef er daarvan 372 voor opname in zijn Azboeka. Toen het boek naar de drukker was, in 1872, schreef hij aan zijn geliefde tien jaar oudere nicht Alexandra Tolstaja, hofdame in St.Petersburg, dat als slechts twee generaties van alle Russische kinderen, van de Romanovs tot die uit de boerenbevolking, met zijn Azboeka zouden leren lezen, en er een eerste gevoel voor kunst door zouden krijgen, hij als een gelukkig man zou sterven. Hij was ervan overtuigd dat het dít werk zou zijn waarmee hij na zijn dood herinnerd zou worden en vond het belangrijker dan Oorlog en Vrede. Groot was Tolstojs teleurstelling toen deze eerste druk van zijn leerboek een flop werd. Het ministerie van onderwijs wilde er geen officiële goedkeuring aan hechten voor gebruik op de scholen en Tolstojs verkoopcondities aan de boekhandel maakten de boekhandelaren afkerig. Ook kwamen er slechte kritieken in de pers. Ondanks zijn gekrenkte trots zette Tolstoj zich aan een revisie, natuurlijk opnieuw bijgestaan door Sonja als zijn secretaresse. Met grote tegenzin, omdat zij liever zag dat hij aan Anna Karenina zou doorwerken, waaraan hij in 1873 begonnen was. Dat zou tenminste ook geld kunnen opleveren terwijl het Azboeka alleen maar geld gekost had. Bartlett citeert in vertaling de arme Sonja uit Vladimir Zhdanov’s Lyubov’v zhizni Tolstogo (1928), Moskou, 2005): I teach, breast–feed like a machine, from morning to night and from night to morning. I was copying out the ABC, but when I saw that it was not going to come to an end soon, I got so fed up with all those short words and phrases such as ‘Masha ate kasha’ and so on that I gave up – let some clerk write it out. My work was copying out the immortal War and Peace or Anna, but that was boring. 10 De revisie, Novaja Azboeka, begin 1875 gepubliceerd – vrijwel gelijktijdig met de eerste, lange, tijdschriftaflevering van Anna Karenina – werd onverwachts een heel groot succes, mede omdat Tolstoj de verkoopprijs laag hield. En, het kreeg meteen de goedkeuring van het Ministerie voor Onderwijs. Vóór Tolstojs dood verschenen 28 opeenvolgende drukken, met oplagen tot in de 100.000. In totaal raakten in die decennia een miljoen exemplaren over Rusland verspreid, meer dan van enig ander leerboek. En ook nu nog is er een heel sterk verkorte uitgave van in de handel, met moderne en (voor ons) minder mooie illustraties dan in het origineel. 11 Toch kwam met dit succes tevens een eind aan Tolstojs praktische werk voor het onderwijs. Wel probeerde hij nog een kweekschool voor onderwijzers op te zetten maar er meldden zich daarvoor geen leerlingen aan. Op latere leeftijd zou hij nog in een paar beschouwelijke artikelen op het doel van volksontwikkeling terugkomen, onder andere in het bekende Wat is kunst? Met grote tegenzin voltooide hij, in 1877, zijn Anna Karenina en raakte geleidelijk steeds meer verlamd door existentiële twijfel aan de zin van zijn leven, in de biografieën gewoonlijk zijn ‘crisis’ genoemd. Enkele jaren later, in 1881, beschreef hij in zijn Biecht hoe hij in die periode dacht over het leven dat hij geleid had, en ook over wat hij als onderwijsvernieuwer had kunnen doen: Een jaar lang werkte ik als vrederechter, als leraar en als redacteur van mijn tijdschrift, en ik raakte volstrekt uitgeput, vooral omdat ik geheel en al in de war raakte. De strijd om het vrederechterschap viel mij zo zwaar, mijn werk op de scholen ging zo moeizaam, ik begon zo te walgen van mijn gedraai in het tijdschrift, dat steeds weer om hetzelfde ging – om mijn wens iedereen te onderrichten en het feit te verbergen dat ik niet wist wat ik moest onderrichten – dat ik meer geestelijk dan lichamelijk ziek werd. Ik liet alles in de steek en vertrok naar de steppe, naar de Basjkieren – om frisse lucht te ademen, koemys te drinken en te leven als een dier. 12 Hoe anders van toon en overtuiging zijn de artikelen die hij in de jaren 1862-1863 in dat tijdschrift publiceerde en hoe anders zijn de ooggetuige verslagen van mensen die hem in die jaren meemaakten. Wie bijvoorbeeld de herinneringen van Vasili Morozov leest of die van de onderwijzer Pjotr Morozov, kan door het grote contrast met dit citaat begrijpen waarom velen denken dat Tolstoj in de periode die hij in zijn Biecht beschrijft in een zware depressie verkeerde. Daartegenover zijn er de cynici die menen dat Tolstoj toen een rol speelde, zo van ‘kijk mij eens lijden aan het leven’, zoals hij ook de rol van boer kon spelen, van schrijver, officier, edelman, vrederechter, jager, grappenmaker, atleet, ruiter, appelkweker, bijenhouder, pianist, timmerman, vader, pelgrim, landbouwhervormer, geldinzamelaar voor wie aan de hongersnood leden, én van onderwijshervormer. Dat hij in alles wat hij en public deed, dacht aan het effect dat hij ermee oogsten kon, dat niets aan hem écht was, authentiek, behalve dan zijn verslaafdheid aan seks en het kaartspelen om geld. Dat allerlei mensen door die vele gedaanteverwisselingen, tot aan die in zijn laatste jaren van internationaal vereerde christenanarchist, geheelonthouder (inclusief seks) en pacifist, op de gedachte gekomen zijn met een toneelspeler te doen te hebben, of, erger, met een charlatan, is volkomen begrijpelijk. Maar zelf denk ik daar toch anders over. Patricia de Martelaere heeft in haar buitengewoon indrukwekkende nabetrachting bij de Nederlandse vertaling van Tolstojs Biecht háár indruk van Tolstojs school van 1959 -1862 gegeven: Deze school, waarin het onderricht door Lev Tolstoj zelf werd verzorgd, was in alle opzichten ‘alternatief’ en haast idyllisch in haar kindvriendelijkheid. Gebaseerd als ze was op de principes van de vrije, natuurlijke zelfontplooiing zoals die door Jean–Jacques Rousseau, Tolstoj’s grote voorbeeld, waren verdedigd in diens Emile, steunde ze in haar werking op het enthousiasme en de spontane leergierigheid van kinderen. Tolstoj – deze god en duivel tegelijk – bezat als geen ander het vermogen om dit enthousiasme op te wekken, niet het minst door zijn verteltrant en zijn grote persoonlijke charme, waarmee hij er trouwens ook in andere kringen in slaagde mensen voor zich te winnen zonder zichzelf ooit gewonnen te geven. 13 Vergelijk ook dít citaat met wat Tolstoj er hierboven zelf over schreef in zijn Biecht en zie het contrast in perceptie en waardering. Tegen het einde van zijn leven heeft hij overigens juist weer met trots geschreven over wat hij voor het volk en de volkskinderen had kunnen doen. ***
Het is hier niet de plaats om in te gaan op het belang van Tolstojs onderwijswerkzaamheden in het licht van de geschiedenis van de onderwijshervormingen in de 19e en 20e eeuw, in Rusland en West–Europa. De Groningse oud-hoogleraar pedagogiek Jan Dirk Imelman heeft dat op de in noot 2 genoemde website afdoende gedaan. De regering van de Sovjet-Unie en ook het huidige Rusland kon met Tolstojs vrijzinnige ideeën over het onderwijs natuurlijk niet veel aan. Wel worden vandaag de dag busladingen vol schoolkinderen over het landgoed Jasnaja Poljana gevoerd en bezoeken daarbij ook het oude schoolgebouw, daarbij in de gaten gehouden door de bekende norse Russische matrones. Maar ik geloof niet dat zij daarbij te horen krijgen hoe het er in Tolstojs klassen aan toeging. De gids die ons rondleidde leek daar ook weinig van te weten. Dat Tolstojs eigen beschrijving van die radicaal kindvriendelijke schoolpraktijk ooit nog eens voor een breed Russisch publiek gepubliceerd zou worden lijkt mij een illusie. Hetzelfde geldt voor de herinneringen van de oud-onderwijzer Pjotr Morozov en de oud-leerling Vasili Morozov 14(geen familie van elkaar). Beide staan gratis en voor niets op de hierboven genoemde website 15 en het laatste is ook als papieren boekje te koop, maar niet in Rusland en het Russisch.
1] In zijn Geschiedenis van de Russische literatuur. terug 2] Lev Tolstoj: De School van Jasnaja Poljana, Armada (2000) nr 18, Op school p. 85-93. terug 3] Tolstoj in het werk van Tolstoj. Over de relatie tussen de schrijver en zijn werk p. 23. terug 4] In het door hemzelf opgerichte tijdschrift Jasnaja Poljana. terug 5] De KB liet dit boek - met het ex libris van Henriette Roland Holst erin - digitaliseren en is dus online te raadplegen; het ex libris werd helaas niet mee-gedigitaliseerd. terug 6] Leo N.Tolstoj Jasnaja Poljana, verslag van een onderwijsexperiment. terug 7] www.dolph-ritakohnstamm.nl Tolstoj-project Cahier 3 a t/m j terug 8] Vasili Morozov De onbekende Tolstoj, Eburon 2011, en, in digitale vorm, op www.dolph-ritakohnstamm.nl Oorspronkelijke titel Vospominanija o L.N.Tolstom; oetsjenika Jasno-poljanskoj sjkoly (1917) terug 9] Simmons schreef ook biografieën van Poesjkin (1937) , Dostojevski (1940) en Tsjechov (1963) terug 10] Rosamund Bartlett op. cit. 235-236 terug 11] Op het internet is de oorspronkelijke tekst van het Novaja Azboeka te vinden, maar zonder illustraties. Ik heb het ook opgenomen in ons Tolstoj project op www.dolph-ritakohnstamm.nl, maar met een door mijn vrouw gekozen illustratie voor het omslag. terug 12] Lev Tolstoj Mijn Biecht in de vertaling van Arthur Langeveld, Bijleveld 2009, blz 25. terug 13] Op cit. blz 136 terug 14] Zie noot 8 terug 15] Met grote dank aan het Nederlands Instituut te St. Petersburg en aan de slavisten Anne Stoffel en Sander Zweers terug
|